Geen verklikking

Na de dood van haar vader, Jules Tanghe, voelde zijn dochter Annie de behoefte om zijn verhaal uit de repressietijd op papier te zetten. Terecht stelt Pieter Jan Verstraete in zijn inleiding dat zij hiermee een hiaat vult in de geschiedschrijving over die periode. Over de repressie op het platteland en in een kleinere steden was inderdaad nog niet veel gepubliceerd en dit getuigenis illustreert bovendien eens te meer hoe willekeurig in die jaren tewerk werd gegaan. Want de enige feiten die Jules Tanghe uit Kortemark konden aangewreven worden waren zijn lidmaatschap van het VNV en enkele colportages met Volk en Staat, en dat vòòr de oorlog. Tijdens de oorlog hield hij zich ver van alle politiek maar toch werd hij in 1944 door een buurman aangegeven en zat hij wekenlang vast.

De schrijfster, die op het ogenblik van de feiten nog heel jong was, schreef haar boek op basis van getuigenissen – vooral de verhalen van haar moeder – en een studie van het strafdossier van haar vader. En daardoor valt het boek, waarmee de schrijfster eerherstel wil brengen aan alle onschuldige repressieslachtoffers, in twee delen uiteen.

In het eerste deel geeft de auteur weer hoe zij de oorlog en de bevrijding heeft ervaren. Zij vertelt hoe de aanhouding van haar vader op 8 september 1944 verliep. Mannen van de Witte Brigade kwamen langs en deden of ze thuis waren, maar omdat vader Jules onlangs geopereerd was, beslisten ze eerst dat hij niet mee moest. En dan volgt een verhaal dat sommige lezers allicht bekend in de oren zal klinken: “Toen ze (= de mannen van de Witte Brigade, LVO) weer buiten kwamen, begon boer D. hardop te roepen dat vader zeker mee moest, want dat hij de helft van de wijk had doen ophalen. Maar er was niemand uit de buurt in Duitsland gevangengezet. Vader had een vete met boer D. omtrent mijn broer en zijn kinderen. De Witte Brigade belde weer aan en zei dat vader best zou meegaan om de menigte tot bedaren te brengen, maar dat hij zeker vrij zou zijn in de eerste 24 uur.”

Eerst wist de familie niet waar vader was, maar later kwamen ze toch te weten dat hij te Diksmuide vastgehouden werd. Maar dat was pas drie weken later en toen moeder Tanghe haar man eindelijk kon bezoekenwas hij zo erg vermagerd dat ze hem nauwelijks herkende. De schrijfster verteld ook over de ervaringen van andere repressieslachtoffers. Haar verhaal is indringend in zijn eenvoud.

Later verbleef vader Tanghe te Oostduinkerke en daar maakte hij vele herinneringen in hout, ondermeer een klapvogel voor zijn dochter, een vogel die als je er mee rondreed met zijn vleugels klapte en veel lawaai maakte. In Oostduinkerke werden de gevangenen redelijk goed behandeld vooral omdat enkele artsen onder de gedetineerden de dochter van de directeur genezen hadden.
Eind februari 1945 werd Jules Tanghe vrijgelaten, volgens zijn dochter “niet omdat zijn vader overleden was maar omdat er geen echte klachten tegenover hem waren”. Bij de Duitse capitulatie in mei verwachtte de familie zich aan het ergste maar bij hen is toen niks gebeurd, wel een week later: toen werd vader Tanghe opnieuw aangehouden; hij kwam in het interneringskamp van Sint-Kruis bij Brugge terecht maar, gelukkig voor hem, werd hij vrij snel weer vrij gelaten. In 1946 vroeg hij zelf om gevonnist te worden en daarop volgde de vrijspraak. Wel was hij voor 20 jaar zijn burgerrechten kwijt, maar die kreeg hij later terug.

Vervolgens heeft de schrijfster het over het klachtendossier. Dat hadden haar ouders in 1948 mogen uitschrijven maar op het einde van zijn leven heeft Jules Tanghe alle papieren weggegooid. En het was voor de dochter nog een hele lijdensweg om terug toegang te krijgen tot het dossier. Want blijkbaar is de belangstelling van een dochter voor het lot van haar vader niet voldoende om dergelijke dossiers te mogen inkijken. Zo blijkt uit een brief die mevrouw Tanghe nog in 2002 kreeg van de auditeur-generaal van het militaire gerechtshof. Door tussenkomst van een historicus, wiens naam niet vernoemd wordt, heeft ze later dan toch toegang tot het dossier gekregen; ze heeft het dan grotendeels uitgeschreven maar toen ze twee jaar later terugging moest ze wel vaststellen dat er twee stukken verdwenen waren, ondermeer het document waarop stond: “Geen verklikking”. Ondertussen was het Krijgshof afgeschaft en had ze opnieuw toelating moeten vragen aan de Commissie van Procureurs-generaal. Terecht schrijft ze: “Het is heel moeilijk te begrijpen dat er nu zestig jaar na de feiten nog dergelijke zaken gebeuren. Zo kan men nog eens vaststellen hoe ‘onverwerkt’ dit verleden wel is”. Dan volgen een aantal stukken uit het dossier van Jules Tanghe; die geven een goed beeld van hoe het gerecht toen te werk ging. Ze maken eveneens duidelijk hoe licht het bezwarend materiaal tegen Jules Tanghe was.

In haar nawoord schetst de schrijfster wat bij vele familieleden, vooral bij kinderen van repressieslachtoffers leeft: “schrijf toch goed op dat onze familie niet Duitsgezind was, maar Vlaamsgezind”. Wat de Vlaamsgezindheid voor haar vader inhield en hoe haar moeder daarop reageerde, ook dat heeft ze eveneens vermeld: “Vader ging voor de oorlog elke maand een avond zitten in het Vlaamse huis om mensen te helpen, met brieven vertalen, belastingbrieven invullen, enz. Moeder had hem daar altijd voor gewaarschuwd: ‘Je zult daar nooit dank voor krijgen’. Maar vader antwoordde haar: ‘Ik doe dit voor mijn volk’. En zij voegt er aan toe: “Datzelfde volk heeft hem na de oorlog deerlijk afgetuigd.” Het is het verhaal van vele honderden die ook in moeilijke tijden voor hun volk kozen.
Dit boek vormt inderdaad een waardevolle aanvulling voor de geschiedschrijving van de repressie. Warm aanbevolen!

Lieve van Onckelen, Bormshuis-Broederband


‘Geen verklikking’ is uitverkocht en niet meer te verkrijgen


 terug
Design by To The Dot annie@annietanghe.be