Annie Tanghe: “Nooit gebroken moed”

Hoe een dichteres onrecht te boven kwam

Zelden koos een dichter(es) een zo toepasselijke titel voor een dichtbundel als de Gullegemse Annie Tanghe voor haar jongste: “ Nooit gebroken moed”. Deze zinsnede uit ons Prinsenlied zet meteen aan tot lezen. In slechts tien, stuk voor stuk ontroerende, gedichten gaat de dochter van een wederrechtelijk opgehaalde flamingat, Jules Tanghe, van de diepe pijn om wat haar vader werd aangedaan, over naar een hoopvolle en moedige toonaard.

Op 8 september 1944 werd Jules Tanghe – wederrechtelijk, zonder aanhoudingsbevel – onverwachts weggevoerd in één van die beruchte wagens, waarop “Vervoer van zwarte beesten” stond en in de gevangenis van Oostduinkerke opgesloten. Zijn dochte Annie schreef na zijn overlijden – op 96-jarige leeftijd – het boek “Geen verklikking” over deze Belgische repressiemisdaad: een kreet van verontwaardiging en bevestiging van waarheid op grove leugen. Na dit boek (2004) schreef zij als vervolg en vervollediging deze dichtbundel.

“Pas na lezing van beide uitgaven beseft men hoe een kind door gebeurtenissen uit prille levensjaren blijvend wordt getekend”, aldus dichteres Aleidis Dierick, zelf jeugdig repressieslachtoffer in haar inleiding. Annie was op 8 september ’44 vijf jaar. De inleidster gaat, met kennis van zaken, verder: “Over die terreurtijd zijn studies, zwartboeken, getuigenissen, dagboeken en gedichten verschenen. Maar na die volwassen kijk, kijken we er nu ook naar met de blik van een klein, kwetsbaar kind.” “Maar vader was er ’s avonds niet./ Het wachten duurde maandenlang./ Er is geen hoop in het verschiet./ Zelfs moeder spreekt van een gevang./ Ach vader, uw meisje is zo bang.”

“Nu, zestig jaar later”, schrijft Annie Tanghe onder haar eerste gedicht, “Acht september 1944”. “De vader werd in eer hersteld”, zo inleidster Dierick, “maar het kind is niet geheeld, niet getroost, niet begrepen. Een haatdragende Staat heeft nooit een woord van spijt gesproken. De échte repressieslachtoffers zijn de kinderen van toen. Ik schat hun aantal op vele, vele tienduizenden.” De dichteres beleeft in tien gedichten alles opnieuw, diepe pijn, verdriet: de vreselijke, hartbrekende bezoekuren, in Diksmuide – waar de Weerstand folterde en moordde, in Oostduinkerke en in het beruchte concentratiekamp van Sint-Kruis-Brugge. De smart van toen schrijnt nog steeds in Annie Tanghe. Na het verdriet om het lijden, de pijn, de honger van haar geliefde vader. Maar dan plots: “Vaders thuiskomst uit Sint-Kruis”, dus grote vreugde en dankbaarheid “Om de grootheid van uw adel,/ om de ootmoed van uw ziel,/ dank ik u mijn goede vader” en de dichteres heeft er weerbaarheid uit gepuurd: “Vader, gij gaf mij de raad:/ vechten tegen vreemde meesters.” Zeldzaam is Annies moed om de onrechtvaardig en verduldig gedragen eenzaamheid en miserie van haar vader opnieuw te “beleven”: zij bezocht de plekken waar hij in 1944 en ’45 verbleef en maakte vier foto’s van de barakken in Sint-Kruis en van de nog originele muurschilderingen, door gedetineerden aangebracht!

‘Acht september 1944’: “Neen, wij zijn niet getraumatiseerd./ Wij zijn sterker dan staal en gewapend beton” en “Wij breken de muren en bouwen een burcht/ met vaandels die wapperen, goudgeel in de lucht./ en klauwende leeuwen zo zwart als de nacht/ Ons Vlaanderen zal leven, aan ons zij de kracht./”

’t Pallieterke, Brederode


Nooit gebroken moed is niet meer te verkrijgen.


 terug
Design by To The Dot annie@annietanghe.be